Skip to main content
Klooster Bokelesch

Johanniterstraße 6, 26683 Saterland – OT Bokelesch

Klooster Bokelesch

Zodra men de kapel van de voormalige Johannieter commanderij Bokelesch betreedt, roept de eenvoudige architectuur ook nu nog de sfeer op van het sobere en ingetogen leven van de kloostergemeenschap. Ondanks het omvangrijke grondbezit (tenminste 1.400 ha.), waren er waarschijnlijk slechts drie kloosterboerderijen (Bokelesch, Ubbehausen en Osterhausen). Door de directe ligging aan de Sagter Ems konden de landbouwprodukten naar Friesoythe en Leer worden verscheept. Net als andere Oost-Friese Johannieterhuizen was ook de commanderij in Bokelesch een dubbelklooster. De zusters hadden hun domicilie in Osterhausen, op de overzijde van de Sagter Ems.

De erediensten werden echter gezamenlijk gevierd in de huidige kapel. Nog altijd toont een dichtgemetseld portaal de vroegere ingang van de nonnen naar de galerij.

Het klooster bevond zich op de grens van Oost-Friesland in de noordelijke punt van het Saterland en viel binnen de jurisdictie van de bisschop van Münster. Dankzij deze grensligging ontkwam het klooster aan de verwoesting door de Oost-Friese graaf Enno II tijdens de Reformatie (vanaf 1528). Toch liet de tijd van de religieuze omwenteling haar sporen achter: nieuwe intredes bleven uit en het kloosterbedrijf moest daarna enkele decennia met behulp van knechten en meiden draaiende worden gehouden.

Zo bestond in 1549 de gemeenschap van de commanderij uit: de „commandeur“ (abt), een ordepriester met daarnaast tien lekezusters, een lekebroeder, een meid en acht knechten.

In het jaar 1587 kwam het tot ontbinding van de kloostergemeenschap en werden de gebouwen en landerijen verpacht. De laatste commandeur, Melchior van Drosten, verpachtte de percelen voor turfwinning aan ondernemers uit de Nederlanden.

De kloostergebouwen vervielen met de tijd of werden tijdens de Dertigjarige Oorlog verwoest. Ook de kapel werd gedeeltelijk beschadigd, maar in 1677 weer hersteld. Ook nu nog zijn sporen van de schade aan het buitenmetselwerk zichtbaar.

Vertaling: J. G. Abbes