Dorfstraße 40, 26842 Ostrhauderfehn
Klooster Langholt
De commanderij Langholt moet vóór 1270 – ongeveer 750 jaar geleden dus – zijn gesticht. De commanderij werd waarschijn-lijk als dubbelklooster – voor monniken en nonnen – opgericht. Vanwege ontbrekende documenten zijn echter noch het preciese jaar, noch de aanleiding of de concrete realisatie van deze kloosterstichting bekend. Pas in het „Groninger Akkoord“ van 8 september 1319 verschijnt de commanderij – net als vele andere Johannieter kloosters in de regio – voor het eerst in het licht van de geschiedenis.
Gelegen aan het Langholter Tief, omgeven door woeste hoogvenen – zij scheidden de commanderij van het Saterland en het Overledingerland – werd hier voornamelijk veeteelt en einige akkerbouw bedreven.
De gebouwen waren aanvankelijk als houtconstructies uitgevoerd. Pas later werd een deel in baksteenmetselwerk opgetrokken. Over betrekkingen met de naburige Johannieter commanderijen Bokelesch en Muhde is niets bekend. Het oorspronkelijk zelfstandige Johannieter klooster Buyrle (Burlage) kreeg later de status van een „voorwerk“ (uithof) van de Langholter commanderij.
Het klooster werd meer dan eens overvallen en geplunderd: in 1465 door de graaf van Tecklenburg, in 1514 gedurende de Saksische Vete en in 1533 door de troepen van de hertog van Gelre.
In het jaar 1540 leefden in Langholt alleen nog de commandeur (abt), een priester en vier of vijf knechten; Johannieter zusters waren er niet meer.
Na de Reformatie eigenden de graven van Oost-Friesland zich ook de commanderij Langholt toe. Na een rechtzaak moest de commanderij in 1574 weer aan de Johannieter Orde terug worden gegeven. Dit gebeurde pas na een hernieuwde rechtszaak in 1608 (waarmee Langholt naast Hasselt het enige Johannieter klooster in Oost-Friesland was dat de orde weer terug kreeg). Sinds die tijd was het kloosterleven in Langholt verdwenen en waren er geen priesters meer.
De landerijen werden door de Johannieter commanderij Burgsteinfurt aan erfpachters uitgegeven. Op last van koning Lodewijk Napoleon van Holland werden de goederen van de orde in 1806 definitief onteigend en als kloostergoed „Klooster-moor“ in een „staatsdomein“ omgezet. Het domein werd vervolgens in 1911 opgeheven en pas in 1928 in afzonderlijke percelen opgesplitst.
Vertaling: J.G. Abbes