Skip to main content
Klooster Goldhoorn

Goldhoorn 33, 9682 XL Oostwold Gem. Oldambt

Klooster Goldhoorn

Wie vanuit Finsterwolde richting Oostwold over de Goldhoorn rijdt, passeert links van de weg ongemerkt een belangrijke historische locatie. Op een destijds hoger gelegen perceel, tussen de boerderijen op nr. 33 (Huisman) en nr. 14 (Mensinga) lag in de late middeleeuwen een klooster (commanderij) van de Johannieter orde. Het klooster lag op de grens van de kerspelen Oostwold en Finsterwolde nabij het riviertje de Oude Ae, dat het zuidelijker gelegen Huningameer verbond met de Eems.

De oudste oorkonde waarin het klooster wordt genoemd dateert uit 1319, maar de stichting vond waarschijnlijk al voor 1300 plaats. Het wordt vermeld met de vestigingsplaats Fynserwald, maar later ook onder de naam Golthorna. Etymologisch verwijst de streeknaam Goldhoorn (“gouden hoek”) naar de goede kleigrond ter plaatse, maar mogelijk ook naar de commanderij van de voorname religieuze ridderorde. Be-stuurlijk viel het klooster onder de balije (landscommandeur) van Steinfurt in Duitsland. De omvang van het grondbezit is niet duidelijk, maar in 1421 schonk een rijke hoofdeling de ‘be-huisde wierde’ Heiselhusen bij Campen (O.-Fr.), dat als ‘voorwerk’ de Finsterwolder commanderij zou gaan overvleugelen. De Goldhoorn kreeg steeds meer te lijden van de Dollardinbraken, waardoor landerijen verloren gingen. Rond 1500 was het klooster zelf een ‘voorwerk’ geworden van de commanderij Oosterwierum bij Heveskes.

Door de sterke verbondenheid met de (hoge) adel werden de Johannietercommanderijen na de Reformatie (1594) weliswaar ‘hervormd’, maar gingen de bezittingen pas geleidelijk over naar de Provinciale Staten. In 1574 waren de landerijen op de Goldhoorn al in handen gekomen van de adellijke familie Sickinge te Warffum. Zij runden hier langs de Goldhoorn een steenbakkerij (tichelwerk). Op de zandhoogte waar het klooster heeft gelegen werd tevens potklei gedolven, die onder meer naar Emden werd verscheept. Rond 1800 werd deze klei gebruikt voor de fabricage van Goudse tabakspijpen.

Teksten: J.G. Abbes / I. Dekker