Skip to main content
Klooster Muhde

Kloster Muhde/Esklumer Strasse, 26810 Westoverledingen

Klooster Muhde

De ligging van het klooster aan de monding („Muhde“) van de Leda in de Eems was in de middeleeuwen van belang vanwege het gebruik van de rivier als handelsroute en de plaatselijke hoogwaardige klei voor tichelwerken.

Omstreeks 900 bestond op deze plaats reeds een kloosterhof (Latamuthon) van de abdij van Werden aan de Ruhr die in 1284 door de Johannieters werd overgenomen. Door schenkingen en aankopen beschikte het klooster in het jaar 1439 over 180 ha. grond, die grotendeels in pacht werd uitgegeven en middels veeteelt werd geëxploiteerd.

In Coldemüntje, Halte en Petkumermönken waren zogenaamde „voorwerken“ (uithoven) gevestigd. De commanderij had nog andere verspreide bezittingen in Midlum/Mitling, Rhaude, Steenfelde en Tergast.

Omstreeks 1500 verwierf de commanderij landerijen in Esklum, Steenfelde en Rhaude om daarmee de vetweiderij zo dicht mogelijk bij het klooster te kunnen uitoefenen. Rond 1540 graasden in de direkte omgeving van het klooster 50 koeien.

Een regelmatige, goed bezochte markt in de pandhof van het klooster profiteerde van de scheepvaart van de Johannieter commanderij. Er was een directe verbinding met een punter (handgetrokken veer) tussen Klooster Muhde en Leeroord.

Het klooster was als dubbelklooster (mannen en vrouwen) opgezet en richtte zich op liefdadigheid. Zieken, armen en oude mensen werden verzorgd en er werd geld verleend. Een skeletvondst van een ernstig zieke vrouw getuigt daarvan.

In 1471 bestond de gemeenschap van de commanderij uit de commandeur (abt) en twee oudere priesters; na 1500 worden 6 zusters vermeld.

Het klooster raakte als gevolg van de ontwikkelingen gedurende de Reformatie in toenemende mate onder druk. In 1528 eiste graaf Enno II al het zilver- en goudwerk, in het bijzonder ook de „vasa sacra“ (altaargerei) op. In 1561 werd het klooster definitief verkocht aan de Oost-Friese gravin Anna voor slechts 200 daalders. In de zomer van 1556 werden de kerk en de gebouwen van de Johannieter commanderij afgebroken.

De stenen werden voornamelijk hergebruikt voor de vergroting van de kerk van Jemgum. Een geprofileerde zandsteen en een versierde baksteen met stempelopdruk – restant van een braadspieshouder – horen tot de weinige vondsten op het terrein van Klooster Muhde.

Vertaling: J.G. Abbes