Klosterweg, 26759 Hinte – OT Abbingwehr
Klooster Abbingwehr
Wanneer men vanaf Emden via de Bundesstraße 210 voorbij Loppersum de weg „Bei Abbingwehr“ oprijdt, bereikt men de wierde van het Johannieter klooster Abbingwehr. Een zwerfsteen herinnert aan de locatie en de geschiedenis van deze commanderij. Reeds vóór 1240 moet Abbingwehr zijn gesticht.
In de oorkonde van het „Groninger Akkoord“ uit 1319 wordt ze voor het eerst als „Abbyngearve“ genoemd. De kerk van de commanderij stond op de zuidelijke flank van de wierde met het kerkhof er direkt naast.
Opmerkelijk is het grote aantal Johannieter zusters in Abbingwehr dat vanaf 1402 wordt vermeld. In het midden van de 15e eeuw vormden ze de helft van de kloostergemeenschap en stonden ze onder het gezag van een „zuster moeder“.
Het „voorwerk“ Miedelsum was een succesvolle stichting vanuit Abbingwehr. De hoofdelingen Keno tom Brok, Enno van Pilsum en andere grondeigenaren schonken in 1402 de „dorpstede“ te Miedelsum aan het Johannieter klooster. Door grondaankoop, vrome schenkingen en landerijen die nieuwe intredes met zich meebrachten groeide het bezit van het voorwerk dusdanig dat het omstreeks 1500 met 300 grazen land (ca. 150 ha.) het grondbezit van de commanderij bijna evenaarde. In het begin van de 16e eeuw was Abbingwehr de rijkste Johannieter commanderij in Oost-Friesland met de hoogste jaarinkomsten.
De opheffing van de commanderij Abbingwehr in 1528 tijdens de Reformatie was gewelddadig en hard. Graaf Enno II nam niet alleen het altaargerei, contanten en archivalia in beslag, maar liet ook de voorraadschuren plunderen. De meeste bewoners vluchtten. Tot die tijd was de moraal en de werksfeer op Abbingwehr goed; nog in een gerechtelijk stuk uit 1566 oordeelde de voormalige non Wibbe Molners over haar commandeur (abt) Hendrik van Abbingwehr dat hij voor haar „in alle goedheid, in de geest van de orde, een voorbeeld was geweest“.
De reformator Johannes à Lasco kocht in 1546 van gravin Anna voor 4.500 rijksdaalders het kloostergebouw. Het ging om een schijnkoop om daarmee de onrechtmatige toeëigening door het grafelijk huis van een juridische basis te voorzien.
Vertaling: J.G. Abbes